Biomassa
Korteomloophout
Hoe teel je het?
Hoe teel je het?
a) Keuze van de locatie
Wat bodemgeschiktheid betreft is een rijke leemhoudende bodem met een goede watervoorziening ideaal voor wilg en populier, maar ook tal van andere bodemtypes zijn geschikt. Extremen moeten vermeden worden: waterverzadigd of zeer droog. De bodem is best niet zuur (pH 5,5 – 7 is optimaal). Wilg verdraagt iets nattere gronden dan populier.
Houd er ook rekening mee dat vochtige gronden weliswaar geschikt kunnen zijn voor bepaalde boomsoorten (zoals wilg), maar dat het perceel ook voldoende dragend vermogen moet hebben om tijdens de wintermaanden machinaal geoogst te worden.
Tenslotte is ook de vorm van het perceel belangrijk. In het geval machinaal geoogst wordt zoals in het Zweedse plantsysteem opdat de machines niet op de stobben zouden rijden moet een voldoende brede kopakker (12m) voorzien worden zodat de machine kan draaien. Een rechthoekig perceel zal dus veel minder kopakker hebben dan een driehoekig perceel.
Tenslotte moet ook opgemerkt worden dat de beplanting ruim 8 m hoog wordt en heeft daardoor een duidelijke visuele impact heeft op het landschap. Zie beschermd landschap
b) Terreinvoorbereidende werken
Aangezien op korteomloophoutpercelen twintig jaar lang dezelfde aanplanting wordt gebruikt is het zeer belangrijk om bij de aanleg zorgvuldig te werk te gaan. Een goede bodemvoorbereiding is van cruciaal belang. Perceel per perceel moeten goed afgewogen worden wat de nodige ingrepen zijn. Vaak is de nodige kennis en ervaring daarvoor bij plaatselijke landbouwers aanwezig. Korteomloophout is gebaat met een goede doorworteling. Indien mogelijk wordt er in de herfst geploegd, tot 30 cm diep. Hierdoor worden ook eventuele onkruidzaden diep in de bodem gebracht, wat concurrerende onkruidgroei onderdrukt. In het voorjaar wordt er gefreesd en vlak voor de aanleg wordt het terrein mooi effen geëgd.
c) Aanplant
Het plantmateriaal van KOH moet voldoen aan een aantal basisvoorwaarden om in aanmerking te komen voor biomassaproductie:
- Snelgroeiende boomsoort;
- Goede beworteling
- Resistent tegen ziektes en aandoeningen;
- Een goede teruggroei na oogst . Een goede stamvorm is geen must, integendeel: goed uitstruikende variëteiten verdienen eigenlijk de voorkeur.
Zowel wilg, populier alsook enkele streekeigen hakhoutsoorten voldoen aan deze voorwaarden. Populier en wilg hebben het voordeel dat ze zich makkelijk als stek laten aanplanten wat maakt dat dit de meest gebruikte soorten zijn in KOH-plantages.
Het is aangeraden om minimum een viertal verschillende soorten klonen aan te planten. Dit om de genetische variëteit te verhogen en risico op ziektes te verlagen. Het beste is om een intieme menging te maken van de verschillende klonen, maar meestal werd in Vlaanderen nu in blokken aangeplant per variëteit. Dit om toe te laten om nadien de opbrengsten per kloon te meten.
Wilg
In Europa zijn er ondertussen verschillende bedrijven die zich hebben toegelegd op het veredelen en vermeerderen van wilgenklonen voor biomassateelt. Een goed overzicht van de op dit moment commercieel beschikbare klonen kan je vinden in de “Willow Varietal Identification Guide”.
Op de percelen die in Vlaanderen werden aangelegd sinds 2004 werden bijna uitsluitend Zweedse klonen gebruikt. Slechts sinds 2014 werden ook viertal verschillende Britse klonen gebruikt.
Wilgenvariëteiten
|
|
|
Tora
|
S. viminalis x schwerinnii
|
Zweeds
|
Olof
|
S. vim x (vimx schwer)
|
Zweeds
|
Loden
|
S. dasyclados
|
Zweeds
|
Torhild
|
((Salix schwerinii x S. viminalis) x S. viminalis)
|
Zweeds
|
Raamberger
|
S. triandra
|
Nederlands
|
Tordis
|
(S.schwerinii x S. viminalis) x S. viminalis
|
Zweeds
|
Gudrun
|
S. dasyclados
|
Zweeds
|
Klara
|
(S. burjatica x S. viminalis) x S. burjatica)x(S.viminalis x (S. schwerinii x S. viminalis)
|
Zweeds
|
Beagle
|
|
UK
|
Endeavour
|
|
UK
|
Endurance
|
|
UK
|
Resolution
|
|
UK
|
Populier
Populieren zijn door hun goed stekvermogen, goede teruggroei na oogst en hun superieure groei ten opzichte van wilg, eveneens zeer geschikt voor de aanleg van korteomloophout. In tegenstelling met wilg vormen ze minder maar wel zwaardere scheuten, 1 à 3 in de eerste cyclus, 4 à 6 bij verdere cycli. Dit is handelbaarder voor de oogstmachines en zorgt voor een gunstiger verhouding hout/schors in de biomassa. Populieren vragen wel een zorgvuldig onkruidbeheer in het jaar van aanleg, tot de eerste scheuten ruim boven het kruidniveau zijn uitgegroeid. De bodem is bij voorkeur fris en niet arm, en te natte bodemomstandigheden tijdens het groeiseizoen worden minder goed verdragen.
De boomkwekerijsector biedt verschillende populierenklonen aan geschikt voor KOH. Door selectie zijn de INBO-populierenklonen aangepast aan de Vlaamse groeiomstandigheden en ze vertonen alle een goede ziektetolerantie en snelle groei. Naargelang de locatie kan de voorkeur gaan naar klein- of grootbladige variëteiten. In gebieden met veel wind wordt de voorkeur gegeven aan kleinbladige variëteiten.
INBO-populierenklonen
|
Kruisingstype
|
Karakteristieken
|
Muur, Vesten, Oudenberg
|
P. deltoides x P. nigra
|
Kleinbladig
|
Grimminge
|
(P. deltoides x P. trichocarpa) x P. deltoides
|
Kleinbladig, late bladuitloop
|
Bakan, Skado
|
P. trichocarpa x P. maximowiczii
|
Grootbladig
|
Dender, Marke
|
P. deltoides x (P. trichocarpa x P. maximowiczii)
|
Medium bladgrootte
|
Het planten gebeurt het best zo vroeg mogelijk in het voorjaar, van zodra de grond bekwaam is. Meestal is dit in de periode tussen 25 maart en 15 april.
In Vlaanderen worden op dit moment twee plantsystemen courant toegepast voor de teelt van korteomloophout, nl. het ‘Zweedse systeem’ en het ‘Italiaanse systeem’. Bij het Zweedse systeem worden wilg of populier in dubbele rijen in hoge dichtheden (15.000 stekken/ha) aangeplant om elke 3 jaar te oogsten met een aangepaste maïshakselaar. Momenteel is er in Vlaanderen ongeveer een 30 ha dergelijke plantages aangelegd. Of het ‘Italiaanse plantsysteem’ waarbij ruim 10x minder bomen per ha worden aangeplant (rijen van 3 op 3m). Van dit laatste plantsysteem staat in Vlaanderen ondertussen ongeveer 14 ha.
Het planten in Zweeds systeem:
Zoals de naam het reeds zegt is dit plantsysteem afkomstig uit Zweden waar er verschillende duizenden hectares van dergelijke plantages werden gerealiseerd in de jaren 90.
In het “Zweedse” KOH-systeem worden de bomen (vnl. populier of wilg) in dubbele rijen aangeplant in een erg hoge dichtheid, namelijk 12.000 – 15.000 stekken per ha.
Het plantdesign wordt beïnvloed door de ter beschikking staande oogstmachines. Meestal worden tweelingrijen aangeplant met 0,75 m tussen de rijen en 1,5 m tussen de gekoppelde rijen. Dit laat de oogstmachine toe telkens de twee rijen van de tweelingrijen te oogsten zonder op de afgezette stobben te rijden.
In Vlaanderen gebeurt het planten van de stekken met een prei- of kolenplanter. In Zweden wordt ook vaak geplant met een stepplanter. In dit laatste systeem wordt er gewerkt met poten, die in de grond geschoten worden en net boven de grond worden afgesneden tot stekken. Het planten op deze wijze gaat veel sneller, maar dergelijke plantmachines zijn in Vlaanderen niet voorhanden.

Stepplanter waarbij geplant wordt met poten die tijdens het planten door de machine tot stek versneden worden.


De stekken moeten strak in de rij geplant worden om daarna de machinale interventies (bv. machinale onkruidbestrijding) vlot te kunnen uitvoeren. Belangrijk is eveneens ervoor te zorgen dat de stekken niet uitdrogen. Daarom worden ze best uit de zon gehouden, afgedekt en/of in het water gezet. Om diezelfde reden moeten de stekken ook minimum op een diepte van 2/3 van hun lengte worden geplant.

Een dergelijke aanplant wordt gemiddeld iedere 3 jaar geoogst. Na elke oogst groeien de wilgen terug uit en op die manier kan tot 7 keer na elkaar geoogst worden. Voor de oogst van het Zweeds systeem bestaan er verschillende types machines. In Vlaanderen is er momenteel slechts één oogstmachine aanwezig, namelijk de aangepaste maïshakselaar;
Maïshakselaar met speciale oogstkop (130FB)
De zelfrijdende hakselaar voor de oogst van korteomloophout werd ontwikkeld door de firma New Holland. De oogstmachine bestaat uit een maïshakselaar (FR9000) waarop een speciale oogstkop (130FB) wordt gemonteerd in combinatie met een tractor en oplegger waarop de houtsnippers worden geblazen (vergelijkbaar met de oogst van maïs). De oogstkop bestaat uit twee snel roterende cirkelvormige messen om de takken af te zagen, twee invoerkegels (trage rotatie, verticaal) en 2 invoerrollen (trage rotatie, horizontaal). Aan de maïshakselaar zelf zijn geen extra aanpassingen nodig.
Tijdens de oogst wordt telkens één dubbele rij geoogst. De stammetjes worden afgesneden en tegelijkertijd verhakseld. Met deze methode kan men een zeer propere, uniforme houtsnipper produceren, wat door de verwerker zeer geapprecieerd wordt. Op deze manier kan op grote aaneengesloten percelen tot 2 hectare per uur geoogst worden. De maximale stamdiameter is 15 cm en de bekomen snippers hebben afmetingen tussen 10 en 45 mm. Nadeel van deze machine is het grote gewicht. In Noord-Europese landen zoals in Zweden geeft dit geen problemen omdat ze op de vorst kunnen rijden en zo geen structuurschade veroorzaken. In Vlaanderen daarentegen zijn de winters meestal nat en het aantal vorstdagen beperkt waardoor het inzetten van dergelijke machines moeilijker is.
FOTO
Met behulp van het ‘gewei’ op de oogstmachine worden de bomen onder spanning gebracht, waarna ze afgezaagd worden en vanzelf naar binnen gebracht worden in de hakselaar om vekleind te worden tot houtsnippers.
Whole-stem harvester of stemster MKIII
De stemster MKIII, ontwikkeld door de Deense firma Nordic Biomass, oogst volledige stammen. Die worden netjes op een wagen gedeponeerd en meegenomen. Omdat alles in één werkgang gebeurt, en de machine op rupsen loopt, heeft de oogst een minimaal bodemverdichtend effect. Daarna worden de stammetjes op de kopakkers en randen gelegd waarna ze onmiddellijk of na drogen kunnen verhakseld worden.
Wanneer in het voorjaar tijdens de oogst de wilgen al in blad komen is dit bij deze oogstmethode niet nadelig. Integendeel, het reeds aanwezige blad helpt het water dat opgeslagen zit in het hout te verdampen zodat een snellere droging plaatvindt. Daarna droogt het blad en valt het af. Bij het verhalksleen 3 maand na de oogst is alle blad dus weg en bevat het hout vaak al een vochtgehalte lager dan 30%. In Denemarken wordt deze machine gebruikt om wilg of robinia met een doorsnede tot 15 cm te oogsten
De Stemster kost ongeveer 4 keer zo veel als de Energy harvester. Volgens de constructeur moet men jaarlijks 100 ha kunnen oogsten om ze rendabel in te zetten. Aangezien om de 3 jaar geoogst wordt, vereist dit een areaal van 300 ha.
FOTO
Energy harvester
De Energy harvester van de Deense firma NY VRAA. De machine werd gebaseerd op een Braziliaanse oogstmachine voor suikerriet. Deze machine is eveneens geschikt voor het Zweedse dubbelrijplantsysteem met 75 cm tussen 2 rijen en 150 cm tussen de dubbele rijen. De takken worden onmiddellijk na oogst verhakseld. Een voordeel is de lichtheid van de machine en opnieuw het feit dat slechts één werkgang nodig is voor de oogst. De machine kan getrokken worden door een tractor op rupsen. Dat maakt ze zeer geschikt voor nattere gronden.
Een nadeel is de ruwe werkwijze van de machine. De stammetjes worden namelijk tegen een contra-mes geduwd waardoor er geen mooi zaagvlak ontstaat zoals bij de zelfrijdende hakselaar of stemster die met ronddraaiende zaagbladen werken. De stammetjes breken hierdoor vaak af en splijten soms open. Dit is minder een probleem voor wilg, maar bij populier kan dit de hergroei hypothekeren. Daarom is deze machine niet geschikt voor het oogsten van populier. Een ander nadeel is dat slechts bomen tot een diameter van max 6cm kunnen geoogst worden. Om die reden opteert men in Denemarken iedere twee jaar de oogsten i.p.v. iedere 3 jaar. Dit resulteert in een lager rendement en een hogere oogstkost en lijkt ons daarom geen ideale oogstwijze.
Foto oogstmachine + foto gespleten stompen
Biobaler
De Biolbaler werd ontwikkeld door de Canadese firma ‘Anderson Group’. Bij deze oogstwijze rijdt de tractor eerst over de boompjes, waarbij hij ze plat duwt. Daarna volgt de Biobaler voorzien van een ronddraaiende messenblok die de boompjes bovengronds afkapt. De geoogste twijgen worden daarna in ronde balen geperst en samengebonden. De oogstmachine is geschikt voor het Zweedse dubbelrijsysteem, maar werd eigenlijk vooral ontwikkeld om bosopslag te verwijderen. Een nadeel is dat de oogstwijze resulteert in een ongelijke ‘stoppel’ waarbij de stompen vaak erg beschadigd zijn en de bomen vaak zelfs gedeeltelijk ontwortelen. Wilg verdraagt dit nog vrij goed maar voor populier is deze werkwijze opnieuw zeker niet geschikt. De dichtstbijzijnde Biobaler bevindt zich in Noord Frankrijk. Een voordeel van de machine is anderzijds opnieuw dat de bomen in één werkgang geoogst worden en dat de balen makkelijker te stockeren en te transporteren zijn. Net zoals de Stemster zorgt de stockage vóór het verhakselen voor minder droge stof verliezen tijdens de droging.
Foto biobaler + beschadigde stompen.
Het planten in Italiaans systeem:
Tot enkele jaren terug plantten landbouwers, bedrijven of gemeenten in Vlaanderen nagenoeg uitsluitend aan in het Zweedse systeem. Maar meer recent werden ook aanplanten gerealiseerd volgens het ‘Italiaans’ of ‘Amerikaans’ systeem.

De aanplanting ziet er vrij verschillend uit dan bij het Zweedse systeem en heeft tot gevolg dat de aanplanting het beheer en de oogst op een andere manier (moeten) gebeuren. In dit systeem worden uitsluitend populierenpoten (meerjarig plantgoed zonder wortels) met een lengte van 1,80m aangeplant in een breder plantverband. Het plantverband (2 x 3 m of 3 x 3m) leidt er toe dat er veel minder planten per hectare nodig zijn (± 1100 poten/ha) en dat er per individuele plant meer ruimte is waardoor ze grotere kronen kunnen vormen en dikkere stammetjes produceren. Ook kenmerkend voor dit systeem is de langere omlooptijd. De oogst vindt maar plaats na vijf jaar. Naast het bredere plantverband is dit eveneens een factor die er voor zorgt dat het eindproduct dikkere stammen oplevert. Ook na de tweede oogst zullen de stammen grotere diameters hebben omdat populier, meer dan wilg, de neiging heeft om ook vanuit teruggezette stoven minder scheuten te laten ontspruiten. Na tweemaal oogsten (dus vijf en tien jaar na aanplanting) moet de aanplanting vernieuwd worden. Een voordeel van dit systeem ten opzichte van het Zweeds systeem is dat het meer geschikt is voor kleine percelen dan het Zweedse systeem omdat er geen kopakkers van 12m breedte moeten worden voorzien. Vaak is het ook een systeem waarvoor gekozen wordt wanneer het perceel zich verder van de enige beschikbare oogstmachine (voor het Zweedse systeem) bevindt omdat er alternatieve oogstwijzen mogelijk zijn.
Foto Italiaans plantsysteem
d) Productiviteit
De laatste opbrengstcijfers dateren van het voorjaar 2015. Toen werden verschillende percelen korteomloophout geoogst, zowel van het Zweedse als van het Italiaanse systeem.. Enkele daarvan worden reeds verschillende jaren opgevolgd.
Opbrengsten Italiaans systeem met populier.

In 2010 werd de eerste aanplant van het vijfjarig plantsysteem met populier gerealiseerd op initiatief van boomkwekerij Sylva en biomassabedrijf Xylempor. In totaal een halve hectare waarop 11 verschillende variëteiten worden uitgetest. Ondertussen waren de bomen 5 jaar oud en werden tijdens de winter van 2014-2015 voor de tweede keer een opbrengstbepaling uitgevoerd op de vier meest belovende populierenvariëteiten.In 2010 werd de eerste aanplant van het vijfjarig plantsysteem met populier gerealiseerd op initiatief van boomkwekerij Sylva en biomassabedrijf Xylempor. In totaal een halve hectare waarop 11 verschillende variëteiten worden uitgetest. Ondertussen waren de bomen 5 jaar oud en werden tijdens de winter van 2014-2015 voor de tweede keer een opbrengstbepaling uitgevoerd op de vier meest belovende populierenvariëteiten.
De gemiddelde diameter van de bomen bedroeg toen 12 cm (op 20cm hoogte) en ze bereikten een hoogte van ruim 10 meter. De best presterende kloon (AF2) haalde na 5 jaar een gemiddelde jaarlijkse productie van 9,31 ton DS/ha/jaar, terwijl de kloon AF8 met 6,19 ton DS/ha/jaar het minst productief was. Daar tussenin ligt dan de Monviso met 7,86 ton DS/ha/jaar en AF19 met 8,85 ton DS/ha/jaar.
grafiek
Wat opvalt is dat de gemiddelde jaarlijkse productie voor alle klonen, behalve voor Monviso licht is afgenomen in het vijfde jaar ten opzichte van de opbrengstbepaling na 4 jaar. Dit toont aan dat het ideale oogsttijdstip eigenlijk na 4 jaar reeds bereikt was.
Randbemerkingen en richtlijnen voor de optimalisatie van de productie.
In vergelijking met recenter aangelegde populierenplantages liggen de opbrengsten wellicht lager dan het gemiddelde. Hiervoor zijn wellicht verschillende redenen voor; de aanplant werd in eerste instantie gerealiseerd met oog op het testen van de verschillende variëteiten naar ziekte- en plaagdruk en groeikracht. En niet met het oog op maximale biomassaproductie. In dat opzicht is er zeker nog ruimte om de productie op te drijven. Zo werd deze proefaanplant slechts in juni 2010 aangeplant, terwijl het optimale planttijdstip einde maart of begin april is. Hierdoor werd reeds een belangrijk deel van het eerste groeiseizoen verloren wat voor een groei-achterstand zorgde. Uit ervaring is gebleken dat je dergelijke achterstanden blijft meeslepen in de daaropvolgende jaren in de eerste rotatie. Zo vroeg mogelijk planten is dus de boodschap!
Verder is ook soortenkeuze in functie van het bodemtype, samen met een gepaste bemesting van groot belang. Zo blijken de klonen Bakan en Skado, in Vlaanderen veredeld door het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, erg veelbelovend. Wellicht komt dit doordat ze beter aangepast zijn aan onze klimaatomstandigheden. Deze populierensoorten maakten geen deel uit van de proef, maar werden recent wel op verschillende andere locaties aangeplant.
De komende jaren zullen ook op deze proefpercelen opbrengsten bepaald worden. Door de gegevens met elkaar te vergelijken en het beheer bij te sturen willen we tot een verdere verfijning van het teeltsysteem komen om kosten te reduceren en opbrengsten te maximaliseren.
Opbrengsten Zweeds plantsysteem met wilgen
Als één van de eerste korteomloophoutpercelen in Vlaanderen werd in 2008 op de site van Inagro 0,5 ha korteomloophout aangeplant.
In deze proefaanplant werden in totaal vier Zweedse klonen (Tora, Tordis, Olof en Inger) en één Nederlandse kloon (Raamberger) aangeplant.

Een eerste oogst vond plaats in 2011 (na 3 groeiseizoenen) en afgelopen voorjaar (2015) vond de tweede oogst plaats en dit na 4 groeiseizoenen.
Onderstaande grafieken geven een overzicht van de opbrengsten per kloon.
Uit de opbrengstresultaten van 2011 blijkt dat Raamberger weinig interessant is als kloon voor biomassaproductie. Om die reden is die kloon ook niet verder meegenomen in verdere analyses.
grafiek
Zoals steeds aangenomen, wordt nu ook bevestigd dat de productie in een tweede rotatie aanzienlijk hoger ligt dan in een eerste rotatie. Dit is te verklaren omwille van verschillende redenen. Gedurende de eerste jaren na aanplant moeten de bomen zich vestigen en is er nog geen sterk wortelgestel aanwezig wat noodzakelijk is voor een goede groei. Maar eveneens struiken de wilgen sterker uit na een eerste oogst. In een eerste rotatie hebben de bomen gemiddeld een 3 tal telgen, terwijl in een tweede rotatie het aantal scheuten gemiddeld 8 à 10 bedraagt.
Ook bij een landbouwer uit Wervik werd tijdens de winter van 2015 1 ha geoogst in een tweede rotatie. Ook daar benaderden de opbrengsten 15 ton DS/ha/ jaar. Deze opbrengsten overschrijden de eerdere aangenomen opbrengsten van 12 ton DS/ha/jaar die vanuit Zweden als gemiddelde worden aangehaald. Dat we momenteel steeds deze opbrengsten halen en zelfs overschrijden, stelt ons gerust dat deze 12 ton DS/ha/jaar een veilige inschatting is voor de productie over gans de levenscyclus van 21 jaar. Het is aannemelijk dat we net zoals we nu dit gemiddelde overschrijden, de productie na 15 jaar onder dit gemiddelde zal dalen door verminderde vitaliteit van de bomen.
[VP1]Link naar publicatie toevoegen.