Biomassa Korteomloophout

Korteomloophout

Korteomloophout (KOH) is een landbouwteelt van snelgroeiende houtachtige gewassen waarbij de bovengrondse biomassa periodiek tot maximaal 8 jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst. In de praktijk wordt gemiddeld om de drie jaar geoogst. Na de oogst lopen de planten vanzelf weer uit.

De teelt

Keuze van de locatie

Heel wat bodems zijn geschikt, maar voor wilg en populier is een rijke leemhoudende bodem met een goede watervoorziening ideaal; extremen moeten vermeden worden: waterverzadigd of zeer droog. De bodem is best niet zuur (pH 5,5 – 7 is optimaal).

Terreinvoorbereidende werken

Aangezien op korteomloophoutpercelen twintig jaar lang dezelfde aanplanting wordt gebruikt is het zeer belangrijk om bij de aanleg zorgvuldig te werk te gaan. Een goede bodemvoorbereiding is van cruciaal belang. Perceel per perceel moeten goed afgewogen worden wat de nodige ingrepen zijn. Vaak is de nodige kennis en ervaring daarvoor bij plaatselijke landbouwers aanwezig. Korteomloophout is gebaat met een goede doorworteling. Indien mogelijk wordt er in de herfst geploegd, tot 30 cm diep. Hierdoor worden ook eventuele onkruidzaden diep in de bodem gebracht, wat concurrerende onkruidgroei onderdrukt. In het voorjaar wordt er gefreesd en vlak voor de aanleg wordt het terrein mooi effen geëgd.

Aanplant

Het plantmateriaal van KOH moet voldoen aan een aantal basisvoorwaarden om in aanmerking te komen voor biomassaproductie: 

  • Snelgroeiende boomsoort;
  • Goede beworteling
  • Resistent tegen ziektes en aandoeningen;
  • Een goede teruggroei na oogst . Een goede stamvorm is geen must, integendeel: goed uitstruikende variëteiten verdienen eigenlijk de voorkeur.

Zowel wilg alsook populier voldoen aan deze voorwaarden. Bovendien zijn het boomsoorten die zich makkelijk als stek laten aanplanten. Enerzijds bestaat het “Zweedse” KOH-systeem waarbij wilgen in dubbele rijen aangeplant worden en machinaal geoogst. Een dergelijke aanplant kan 7 cycli (elke 3 jaar oogsten) na elkaar geoogst worden. Anderzijds bestaat ook het systeem waarbij populierenstekken of – poten in een wijder plantverband aangeplant worden. Dit systeem wordt ook vaak het ‘Italiaans’ of ‘Amerikaans’ systeem genoemd.

Het planten van wilg

Het planten van de stekken kan gebeuren met een nauwkeurig afgestelde preiplanter of met een kolenplanter. Het kan ook semi-machinaal gebeuren door manueel te planten in de voren die door tractor aangedreven plantschijven getrokken worden. In Zweden wordt ook vaak geplant met een stepplanter. Hier wordt er gewerkt met poten, die in de grond geschoten worden en net boven de grond afgesneden tot stekken. Het planten gebeurt het best in het voorjaar. Het plantdesign wordt beïnvloed door de ter beschikking staande oogstmachines. Meestal worden tweelingrijen aangeplant met 0,75 m tussen de rijen en 1,5 m tussen de gekoppelde rijen. Dit laat de oogstmachine toe telkens de twee rijen van de tweelingrijen te oogsten zonder op de afgezette stobben te rijden.

Het planten van populier

Het Zweedse systeem

Naast wilg is ook populier omwille van zijn eigenschappen potentieel een goede boomsoort om in het Zweedse design (dubbele rijen met anderhalve meter tussenruimte en driejaarlijkse oogst) onder KOH-beheer te telen.

Het Italiaanse of Amerikaanse systeem

Tot op heden plantten landbouwers en andere initiatiefnemers in Vlaanderen nagenoeg uitsluitend aan in het Zweedse systeem: wilgen- of populierenklonen, als korte stekken aangeplant in dubbele rijen met een tussenruimte van anderhalve meter en om de twee à drie jaar oogst. Onlangs vond een ander systeem dat de mosterd haalde bij het “Italiaanse” of “Amerikaanse” systeem ook ingang in Vlaanderen. De aanplanting ziet er vrij verschillend uit dan bij het Zweedse systeem en heeft tot gevolg dat de aanplanting het beheer en de oogst op een andere manier (moeten) gebeuren.
In dit systeem worden uitsluitend populierenpoten (meerjarig plantgoed zonder wortels) van anderhalve tot twee meter aangeplant in een breder plantverband. Het plantverband (2 m op 3 m tot 3 m op 3m) leidt er toe dat er veel minder planten per hectare nodig zijn en dat er per individuele plant meer ruimte is waardoor ze grotere kronen kunnen vormen en dikkere stammetjes produceren. Ook kenmerkend voor dit systeem is de langere omlooptijd. De oogst vindt maar plaats na vijf jaar. Naast het bredere plantverband is dit eveneens een factor die er voor zorgt dat het eindproduct dikkere stammen oplevert. Ook na de tweede oogst zullen de stammen grotere diameters hebben omdat populier, meer dan wilg, de neiging heeft om ook vanuit teruggezette stoven minder scheuten te laten ontspruiten. Na twee maal te oogsten (dus vijf en tien jaar na aanplanting) moet de aanplanting vernieuwd worden.

Oogst

Maïshakselaar met speciale oogstkop

De oogst kan op verschillende manieren gebeuren. In Vlaanderen is momenteel echter maar één oogstmachine beschikbaar. Deze module bestaat uit een maïshakselaar waarop een speciale oogstkop wordt gemonteerd in combinatie met een tractor en oplegger waarop de houtsnippers worden geblazen (vergelijkbaar met de oogst van maïs). De oogstkop bestaat uit twee snel roterende cirkelvormige messen om de takken af te zagen, twee invoerkegels (trage rotatie, verticaal) en 2 invoerrollen (trage rotatie, horizontaal). Aan de maïshakselaar zelf zijn geen extra aanpassingen nodig.
Tijdens de oogst wordt telkens één dubbele rij geoogst. De stammetjes worden afgesneden en ter plaatse verhakseld. Naast de hakselaar rijdt een tractor met oplegger waarop de houtsnippers geblazen worden. Met deze methode kan men een zeer propere, uniforme houtsnipper produceren, wat door de verwerker zeer geapprecieerd wordt. Op deze manier kan op grote aaneengesloten percelen tot 2 hectare per uur geoogst worden. De maximale stamdiameter is 15 cm en de bekomen snippers hebben afmetingen tussen 10 en 45 mm.

Nadeel van deze machine is het grote gewicht. In Noord-Europese landen zoals in Zweden geeft dit geen problemen omdat ze op de vorst kunnen rijden en zo geen structuurschade veroorzaken. In Vlaanderen daarentegen zijn de winters meestal nat en het aantal vorstdagen beperkt waardoor het inzetten van dergelijke machines moeilijker is.

Whole-stem harvester

Bij deze oogstmethode waarvan de module bestaat uit een machine die wordt getrokken door een tractor worden de stammen afgezaagd en in hun geheel getransporteerd naar een laadbak. Wanneer de laadbak vol is worden de stammen op de kopakker gelost, waar ze later op het jaar verhakseld kunnen worden. Eerste voordeel van deze machine is dat ze door een kleiner gewicht minder schade toebrengt aan de bodemstructuur en dus geschikter is voor natte bodems. De machines zijn kleiner, wendbaarder en er is dus ook minder plaatsverlies door kopakkers.
Het is geen probleem dat bladbiomassa mee wordt geoogst. Doordat de stammen in hun geheel worden te drogen gelegd, kunnen de bladeren er tijdens het drogen afvallen (verse bladeren tussen versnipperd hout kunnen problemen opleveren bij het drogen en verbranden). Er kan dus gedurende een ruimere periode van het jaar kan geoogst worden. De machine is echter wel nog niet beschikbaar in België.  

Tractor met oogstmodule

Bij deze module wordt een hakselaar gemonteerd op de achterkant van een tractor. De dubbele rijen worden door de hakselaar afgezaagd, versnipperd en in de oplegger die ernaast loopt geblazen. Bij deze beweging rijdt de tractor achterwaarts.
Ook deze machines zijn kleiner en wendbaarder waardoor er minder plaatsverlies is door kopakkers.

Deze twee laatst beschreven oogstmachines zijn beiden een pak lichter dan de maïshakselaar en daarom waarschijnlijk ook meer geschikt voor Vlaamse context, maar momenteel zijn deze enkel in het buitenland beschikbaar.