Energie besparen
Pluimveehouderij
Verwarming
Verwarming
Verlaagde minimumventilatie bij indirecte verwarming
In vorige vergelijkende proeven met verwarmingssystemen in de pluimveesector werd reeds gewerkt met ventilatiecurves om het effect na te gaan op het stalklimaat, technische resultaten en energieverbruik.
In deze proefopzet van 3 opeenvolgende rondes (oktober 2011 tot maart 2012) werd bij de deltabuizen gestart met een lagere ventilatie. Bij deze indirecte verwarming van de stallen wordt er geen extra CO2 in de stal gebracht na verbranding van de brandstof.
Rekening houdend met de beperkingen van ons ventilatiesysteem werd gedurende de eerste twee dagen na opzet niet geventileerd en de volgende 4 dagen werd de helft van de regelbare ventilatoren aangestuurd op 1 % van de minimumventilatie. Na 7 dagen verloopt de ventilatiecurve identiek aan de standaard instelling: bij opzet geventileerd aan 2 m³/uur/kg levend gewicht en geleidelijk verlaagd tot 0,88 m³/uur/kg levend gewicht op dag 7 en verder verminderd tot 0,7 m³ uur/kg levend gewicht op dag 17.
Grafiek 1: Ventilatie-instellingen bij opzet: standaard en verlaagde ventilatiecurve.

Het verloop van de CO2-concentratie in de stallucht tijdens de ronde werd continu gemeten met een CO2 sensor . Bij het verlaagde ventilatiedebiet lagen de CO2-waarden hoger en bereikten de norm van 3000 ppm na de eerste week. De relatieve vochtigheid (RV) in de stallen met een standaard ventilatie lag gemiddeld 5-10 % lager dan in de stallen met de lagere ventilatie-instelling.
Het gemiddeld energieverbruik voor de drie rondes was 13% lager bij de verlaagde ventilatie gedurende de eerste 7 dagen. Omgerekend bespaar je dan gemiddeld 11 liter petroleum per 1000 kuikens in de eerste week na de opzet met een lagere ventilatie. In deze meetperiode was het weer uitzonderlijk mild, met weinig vorstdagen. In koudere winters is de besparing mogelijks nog hoger.
Bij de technische resultaten waren er geen verschillen tussen de twee ventilatie-instellingen.
Ook bij de beoordelingen van de dieren en het vochtgehalte van de strooisellaag zagen we geen verschillen.
De volledige resultaten kan u nalezen in de onderstaande presentatie.
Voor meer informatie over de proefopzet en de resultaten rond 'Energiekosten en CO2 beheersen bij CV' kan u terecht op het Proefbedrijf Pluimveehouderij of via de website www.proefbedrijf.be.
Vergelijking warmtekanon met cv-deltabuizen

Twee afdelingen werden voorzien van een warmtekanon en de andere werden verwarmd met onze deltabuizen (indirect verwarmingssysteem). De ventilatiecurves waren identiek ingesteld: zowel voor het warmtekanon als de cv-deltabuizen werd opgestart aan 1 m³/kg/uur en vanaf dag 17 werd het ventilatiedebiet gebracht naar 0,7 m³/kg/uur. Bij deze instelling is rekening gehouden met de CO2-productie bij de kuikens vanaf de tweede levensweek. Dit is een gewijzigde instelling voor de cv-systemen in vergelijking met het ADLO-project rond CO2-reductie.
Het verloop van de CO2-concentraties werd tijdens deze rondes continu opgevolgd met sensoren in de stal.
Nu zagen we bij de afdelingen met deltabuizen dat de ingestelde ventilatie voldoende was om de CO2-concentratie nagenoeg op of onder de norm van 3000 ppm te houden.
In de winterronde steeg in de eerste 10 dagen na opzet de CO2-waarde bij het warmtekanon toch nog gemiddeld tot 4000 ppm. Vanaf de derde week neemt de CO2-concentratie dan bij beide systemen duidelijk af door een hogere ventilatie.

Wat de technische resultaten betreft zagen we geen verschil tussen de twee verwarmingssystemen, ook de uitval was nagenoeg gelijk.
Ook in de beoordeling van de kuikens naar borstbevuiling, hakirritaties en voetzoolaantastingen zagen we geen effect van het type verwarming.
Bij het energieverbruik zien we in de eerste winterronde een meerverbruik van 8% voor de warmtekanonnen gedurende enkele dagen. Dit kunnen we verklaren door de koude wind (uit het oosten) die meer invloed heeft gehad op deze stal dan op de stal met de cv-verwarming.
In de tweede ronde bleek het warmtekanon gemiddeld 10% minder te verbruiken aan petroleum dan de andere stal. Dit was echter een warme voorjaarsronde met een laag verbruik. Gemiddeld werd slechts gemiddeld 109 liter petroleum gestookt per 1000 kuikens.
Indien we rekening houden met de CO2-normen blijkt de ingestelde ventilatie nog onvoldoende te zijn om de CO2-concentratie onder de norm van 3000 ppm te houden bij het warmtekanon. Het brandstofverbruik zal dan hoger liggen dan bij cv-systemen.
Bovendien kunnen we de eerste dagen na opzet bij de indirecte verwarming de ventilatie nog lager instellen dan de gebruikelijke 1 m³/kg/uur, zonder risico op te hoge CO2-waarden in de stallen. Dit levert ons dan weer een belangrijke energiebesparing op t.o.v. het warmtekanon.
De volledige resultaten kan u nalezen op de presentatie van de studiedag 'Verwarming van vleeskuikenstallen'.
Voor meer informatie over proefopzet en de resultaten van deze twee rondes bij de vleeskuikens kan u ook onze mededeling 61 (Proefbedrijf Pluimveehouderij) lezen.
Warmtewisselaar

Met een warmtewisselaar kun je energie besparen en de luchtkwaliteit verbeteren. De instromende buitenlucht wordt opgewarmd door de uitstromende stallucht. De instromende lucht krijgt daardoor bijna dezelfde temperatuur als de aanwezige stallucht. Hij heeft ook een lagere relatieve vochtigheid, waardoor zijn vochtopnamecapaciteit twee tot drie keer hoger is dan van de lucht in de stal. Daardoor kan de voorverwarmde lucht meer vocht opnemen voordat hij verzadigd is en hoeft de pluimveehouder minder te ventileren. De twee luchtcircuits zijn in de warmtewisselaar volledig gescheiden: de stallucht stroomt over en de buitenlucht door de lamellen.
De buitenlucht wordt aangezogen met een centrifugaalventilator; een axiaalventilator zuigt de warme stallucht aan. De geconditioneerde buitenlucht wordt via de nok in de stal geblazen.
Momenteel zijn er twee systemen op de markt. Belangrijk bij beide systemen is een goede reiniging van de unit, omdat er in de stallucht vrij veel stofdeeltjes zweven die in de unit blijven hangen. Alle onderdelen moeten goed gereinigd worden met een hogedrukspuit.
Voordelen :
• volgens de leveranciers tot 50 % besparing op stookkosten
• verlaging van CO2-concentratie en relatieve vochtigheid van de stallucht
• goede strooiselkwaliteit
• lange levensduur van de installatie (tot 25 jaar)
Nadelen :
• na elke ronde is degelijk reinigen van de installatie nodig
• ventilatoren veroorzaken hoger elektrisch verbruik
• extra tegendruk in stal, verhoogt elektriciteitsverbruik van ventilatoren
Prijs :
Een warmtewisselaar van 13.700 m³/u kost € 1,11 per dierplaats incl. montage (of € 0,90 zonder werkuren). Een wisselaar met een capaciteit van 9.400 m³/u kost € 1,05 per dierplaats (incl. installeren) of € 0,83 zonder werkuren. Je geniet van een VLIF-steun van 18 % voor energiebesparende techniek en van een verhoogde investeringsaftrek (13 %).
Er is een ‘mobiele’ warmtewisselaar op de markt. Die zit in een soort container die zowel binnen als buiten de stal opstelbaar is. Zo zijn geen ingrijpende verbouwingen nodig. Deze warmtewisselaars hebben standaard een frequentieregelaar op zowel de toevoer- als de afzuigventilator. Volgens de ontwikkelaar bespaar je 50 % op stookkosten.
EPB normen
Een EPB-regelgeving omvat drie normen: een maximaal K-peil, isolatienormen of maximale U-waarden en minimale ventilatienormen.
In de landbouw gelden momenteel enkel minimale isolatienormen of maximale U-waarden. Een hoge U-waarde betekent een groot verlies aan warmte. De U-waarde is afhankelijk van de isolatiewaarde en de dikte van het materiaal. U-waarden kunnen opgegeven worden voor één materiaalsoort of voor een combinatie van materialen, b.v. voor een samengestelde wand (betonelement + isolatiemateriaal). Ter vergelijking: De maximale U-waarde voor industriële gebouwen is 0,24 W/m²K. De verplicht U-waardes voor pluimveestellen bedragen:
- muren en daken: ≤ 0,40 W/(m².K)
- vensters: ≤ 1,1 W/(m².K)
- vensters met profiel: ≤ 1,8 W/(m².K)
- poorten en deuren: ≤ 2 W/(m².K)
Verblijfruimtes voor dieren en ruimtes voor bewaring en/of productie van plantaardige producten worden vrijgesteld van de ventilatie-eisen. Alle overige ruimtes waar personen werken en/of verblijven dienen te voldoen aan de bestaande ventilatienormen. Aparte koel-, productie- of bewaarcellen binnen de loods vallen niet onder de EPB-regelgeving.
Voor meer informatie rond EPB in de landbouw kan je terecht op de website van Landbouw en Visserij.