Biomassa Korteomloophout Wetgeving

Wetgeving

Het juridische statuut van korteomloophout is een belangrijk aspect bij de aanleg en uitvoering van deze teelt. Dit statuut heeft immers tal van implicaties voor wat je mag doen en laten in je aanplanting. We geven hieronder een antwoord op enkele veel gestelde juridische vragen.

  • Is KOH een bos?

Korteomloophout wordt juridisch gedefinieerd als “de teelt van snelgroeiende houtachtige gewassen waarbij de bovengrondse biomassa periodiek tot maximaal 8 jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst”. Een teelt die aan deze voorschriften beantwoordt, valt niet meer onder de voorschriften van het Bosdecreet, en dit sinds het Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie van 19 mei 2006. Voorwaarde die daaraan gebonden is dat deze aanplantingen gelegen moeten zijn buiten de ruimtelijk kwetsbare gebieden.

 

 

Ruimtelijk Kwetsbare Gebieden

Oorspronkelijk werden deze gebieden omschreven in het decreet inzake de organisatie van de ruimtelijke ordening, maar sinds 1 september 2009 is de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van kracht. Deze bepaalt dat onder de kwetsbare gebieden worden verstaan:

  • de gebieden, aangewezen op plannen van aanleg: agrarische gebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden met ecologische waarde, bosgebieden, brongebieden, groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurontwikkelingsgebieden, natuurreservaten, overstromingsgebieden, parkgebieden, valleigebieden,
  • de gebieden, aangewezen op ruimtelijke uitvoeringsplannen en sorterend onder: bos, parkgebied, reservaat en natuur,
  • het Vlaams Ecologisch Netwerk, bestaande uit de gebiedscategorieën Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling,
  • de beschermde duingebieden en de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden,

In de praktijk betekent dit dat de aanleg van KOH in het ‘gewone’ agrarisch gebied niet langer als bos beschouwd wordt. Wanneer KOH echter in groene bestemmingen en in zones met één of ander natuurbeschermingsstatuut wordt aangelegd blijft het wel degelijk onder het Bosdecreet vallen. Voor landbouwers die overwegen KOH aan te leggen, is dit van cruciaal belang , omdat ze op elk moment het korteomloophout kunnen verwijderen en terug kunnen overschakelen op een andere landbouwteelt, zonder gebonden te zijn  aan  de compensatieplicht.

Opmerkelijk is ook dat onder de huidige wetgeving de agrarische gebieden met bijzondere waarde, waartoe de landschappelijk waardevol agrarische gebieden  behoren, niet meer zijn opgenomen in de kwetsbare gebieden. KOH-aanplantingen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied vallen dus niet onder de voorschriften van het Bosdecreet.

 

  • Wat indien men wil KOH aanleggen in kwetsbare gebieden?

 

Indien men KOH aanlegt in kwetsbare gebieden, blijven deze aanplantingen onder het Bosdecreet vallen. Dit betekent dat deze aanplantingen beschouwd worden als bos en onder andere onderworpen zijn aan de compensatieplicht.

Voor de aanleg van KOH zal men een vergunning moeten aanvragen. In geval van vegetatiewijziging, en zeker in geval van omzetten van bos naar KOH, kan dit problematisch zijn.

Ook de vergunning voor de regelmatige exploitatie, die verbonden is aan de praktijk van KOH, en voor de heraanleg van de planting na beëindiging van de rotatie, kan niet verzekerd worden.

 

  • Mag KOH bemest worden?

Aangezien het in puur agrarische bestemmingen dus niet meer om bos gaat, wordt KOH in het agrarisch gebied als een reguliere landbouwteelt aanzien. Hiervoor gelden bijgevolg de gewone bepalingen van het Mestdecreet, meer bepaald de normen voor de classificatie ‘andere gewassen’ onder dit decreet. Wettelijk gezien mag je KOH dus bemesten, maar het blijft de vraag of aanzienlijke bemesting in de praktijk ook wenselijk is: er worden immers relatief weinig nutriënten weggenomen bij elke oogst, en uit de literatuur blijkt dat bemesting de kans op ziektes gevoelig doet toenemen.

 

  • Mogen pesticiden toegepast worden op KOH?

Ook wat betreft het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in KOH percelen gelegen buiten kwetsbare gebieden heeft de wijziging aan het Bosdecreet een ‘bevrijdende’ werking : ook hier gelden nu de gewone normen voor pesticidengebruik, waar dit voorheen onder de boswetgeving viel en de overheid regulerend kon optreden. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in korteomloophout gelegen in kwetsbare gebieden is dus niet toegelaten, daar deze aanplant steeds aanzien wordt als bos.

 

  • Zijn er nog andere wetgevingen van toepassing op de teelt KOH?

Door de wijziging van het Bosdecreet is het juridisch statuut van het telen van KOH enigszins onduidelijk geworden. Er zijn bovendien sinds de wijziging van het Bosdecreet nog geen rechterlijke uitspraken hierover geweest die dit verder verduidelijken. In wat volgt, doen we een grondige en eerlijke poging de andere wetgevingen van belang voor het buitengebied te interpreteren m.b.t. hun impact op KOH. We kunnen echter niet garanderen dat deze interpretaties ook stand zullen houden in een juridisch dispuut.

ü  De Pachtwetgeving

Een moeilijke vraag is de toepassing van de Pachtwet. De Pachtwet regelt de pacht van onroerende goederen in het landbouwbedrijf, met uitsluiting van de bosbouw.
Maar, gezien korteomloophout niet meer onder de voorschriften van het Bosdecreet valt, zou kunnen gesteld worden dat het hier een landbouwteelt betreft. Dit staat evenwel nergens expliciet op die manier vermeld in de wetgeving. Er is slechts een cassatiearrest van 1982, dat stelt dat bosbouw - die de houtwinning nastreeft - uit de toepassing van de Pachtwet moet gesloten worden. Om mogelijke rechtsonduidelijkheden te vermijden, zou in deze materie een duidelijke juridische interpretatie moeten gegeven worden of zou korteomloophout onder de Pachtwet moeten gebracht worden door een expliciete vermelding.

Los van de interpretatie of korteomloophout onder de Pachtwet valt, bevinden er zich enkele artikels in de Pachtwet betreffende ‘het aanplanten van bomen’, die gerespecteerd moeten worden.

In de Pachtwet staat dat de verpachter zijn grond kan terugnemen, op voorwaarde dat hij er een persoonlijke exploitatie op voert. Maar de Pachtwet bepaalt ook dat de aanplanting van het pachtgoed gedurende negen jaar na het vertrek van de pachter, met naaldbomen, loofbomen of heesters, geen persoonlijke exploitatie is. De verpachter wordt hier dus eventueel door de Pachtwet verhinderd om, onmiddellijk na terugneming, aan KOH te doen, indien deze teelt hieronder verstaan wordt. Ook hier zou deze rechtsonduidelijkheid moeten uitgeklaard worden.

De Pachtwet vermeldt ook dat een pachter voor het ‘aanplanten van bomen’ een schriftelijke goedkeuring van de verpachter nodig heeft. Pachters die met KOH beginnen, moeten deze schriftelijke toestemming bekomen vooraleer ze starten, om eventuele moeilijkheden met de eigenaar te vermijden. Indien de pachter deze schriftelijke toestemming niet heeft, zou hij in overtreding van de pachtovereenkomst kunnen bevonden worden, en aldus zijn pachtrecht verliezen.

ü  Het Veldwetboek

Het Veldwetboek bevat enige bepalingen aangaande ‘bosaanplanting’ en ‘aanplanten van hoogstammige bomen’. Door de recente wijziging van het Bosdecreet (zie hoger) is korteomloophout niet meer als bosaanplanting te beschouwen indien de aanplant plaatsgevonden heeft op gronden die op dat ogenblik buiten de ruimtelijk kwetsbare gebieden gelegen zijn. Vandaar dat we menen dat bij de interpretatie van het Veldwetboek onderscheid dient gemaakt te worden naargelang de ligging van het korteomloophout.

Het Veldwetboek (art. 35 bis § 5) bepaalt dat in de voor de landbouw bestemde gedeelten van het grondgebied bosaanplanting verboden is op minder dan zes meter van de scheidingslijn tussen twee erven; bovendien is een vergunning van het college van burgemeester en schepenen vereist.

Dit betekent ons inziens. dat – sinds de wijziging van het Bosdecreet van mei 2006 – er nog steeds een vergunningsaanvraag dient ingediend te worden voor de aanleg van KOH in ruimtelijk kwetsbare gebieden, maar dat deze verplichting wegvalt voor de andere gebieden, zoals het agrarisch gebied.

Artikel 35 van het Veldwetboek geeft aan dat hoogstammige bomen op slechts op een door vast en erkend gebruik bepaalde afstand geplant mogen worden; bij ontstentenis van zodanig gebruik mogen hoogstammige bomen slechts op twee meter, andere bomen en levende hagen slechts op een halve meter van de scheidingslijn tussen twee erven worden geplant.

Ons inziens betekent dit dat KOH in ruimtelijk kwetsbare gebieden een afstand van 6 m dient te bewaren tot de perceelsrand; in de andere gebieden mag er in principe tot op een afstand van 2 m geplant worden, of tot de door vast en erkend gebruik bepaalde afstand in de regio.

 

In het geval van een Beschermd Landschap, is het wel noodzakelijk om machtiging krachtens het landschapsdecreet (artikel 14) te vragen bij Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed  voor een beplanting met boomachtigen. In geval van een landbouwteelt kan Onroerend Erfgoed evenwel de teeltkeuze van de landbouwer niet beperken en is een machtiging niet nodig. Indien KOH als een landbouwteelt wordt beschouwd, wat impliciet wordt aangenomen, maar wat tot op heden nergens expliciet vermeld is, zou er voor KOH in Beschermd Landschap geen machtiging nodig zijn.