< terug naar overzicht
2 oktober 2015
Gluren bij de buren - Pocketvergisting volgens Duits design
Het Vlaamse landschap telt op vier jaar tijd ruim meer dan 100 pocketvergistingsinstallaties, deze energieke innovatie kende op korte termijn een enorm succes. Om de land- & tuinbouwers optimaal te blijven informeren over verdere innovaties op dit vlak, gingen we op verkenning bij twee Duitse firma’s. We laten u deze week alvast met één van hen kennis maken aan de hand van een korte bedrijfsvoorstelling.
Waar gelegen?
Energieanlagen Röring is gelegen in Vreden (Noordwest-Duitsland), vlakbij de Nederlandse grens. Bedrijfsleider Stefan W. Röring spreekt zelf naast Duits ook een aardig woordje Nederlands.
Actief sinds…
… 15 jaar in de biogassector, het moederbedrijf Röring elektroanlagen startte 27 jaar geleden. Röring levert reeds verscheidene jaren technologieën en onderdelen aan biogasbedrijven of toeleveranciers in de buurlanden waaronder ook Vlaanderen. Nieuwe installaties worden op dit ogenblik vnl. in Duitsland gebouwd, maar er staan ook projecten in de VS en Afrika in de steigers.
Welke vermogens?
Van 30 kW tot en met grote installaties, de constructeur denkt er zelfs aan om binnenkort een installatie van 15 kW te bouwen voor kleinere bedrijven.
Wat mag erin?
Vnl. vloeibare biomassa zoals drijfmest, evt. aangevuld met verkleinde vaste biomassa (bv. stalmest, energiemaïs, suikerbieten, …). Voor een goede werking moet de gemiddelde verblijftijd minimum 15 dagen zijn.
Hoe werkt het?
Het principe achter de systemen van Röring Energieanlagen wordt UDR genoemd, ook wel UPFLOW-DOWNFLOW & REFLOW. Het proces verloopt in 3 stappen gecombineerd met een recirculatie: m.a.w. de biomassa die nog niet is uitgegist, mag het systeem nog niet verlaten. Figuur 1 toont hoe het werkt. De biomassa komt binnen in het reflow-vat, waarna het richting upflow wordt gestuurd. De reactoren zijn binnenin voorzien van profielen zodat de bacteriën zich kunnen vasthechten. De bacteriën in de upflow- zijn verschillend van deze in de downflow-reactor. Beide reactoren zijn volledig gevuld met digestaat, door een drukopbouw wordt de biomassa van de upflow- naar de downflowreactor gestuwd. In de downflowreactor zal uitgegiste biomassa bezinken. Er is namelijk geen gas meer die deze biomassa omhoog houdt. Daarna zal het als digestaat afgevoerd worden. Wat nog niet uitgegist is en door de blijvende gasproductie nog even bovenin de reactor blijft, gaat naar de reflow-reactor. Het gas wordt opgevangen in de reflow-reactor. Daarna gaat het naar de warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) waar elektriciteit en warmte worden opgewekt.

Alles-in-1 bij de Monotube: de kleine vergisters van UDR
De kleinste Monotube (30 kW) is vnl. geschikt voor melkveebedrijven vanaf ca. 250 dieren. Bij dit systeem zijn zowel Upflow, Downflow als Reflow in éénzelfde reactor vervat. Indien op termijn een grotere capaciteit gewenst is, kan een extra Reflow bijgebouwd worden, het Monotube systeem heeft dan niet genoeg ruimte voor de benodigde gasopslag. De dimensies van de Upflow en Downflow reactoren kunnen hierbij ongewijzigd blijven tot ca. 500 kW. Er zijn in Duitsland reeds 2 Monotube systemen werkzaam op volle schaal.
Hoeveel haal je eruit?
In vergelijking met de benchmarking tool (een Duits systeem om vergistingsinstallaties te vergelijken op vlak van hun efficiëntie) van het KTBL (onderzoeksinstituut onder de landwirtschaftskammer) haalt de nieuwste UDR-technologie rendementen tot 138%. Dit wil zeggen dat de UDR technologie 38% meer biogas produceert dan wat het KTBL beschouwd als het biogaspotentieel van de specifieke inputstromen bij optimale omstandigheden (100%).
Biogasinstallaties met 1 reactor (klassiek systeem) halen tot ca. 75% van de KTBL benchmark (afhankelijk van de inputparameters). Met een extra navergisting worden rendementen tot ca. 95% bereikt. Het digestaat bevat in beide gevallen nog altijd veel niet-vergiste delen.
< terug naar overzicht