Koelinstallatie

Wat is het?

In het algemeen worden tuinbouwproducten bewaard om twee redenen. Koeling in de glastuinbouw laat naast een langer kwaliteitsbehoud ook een seizoenspreiding toe op de marktaanlevering van groenten en fruit, maar eveneens op vlak van plantmateriaal waardoor langer planten in het voorjaar mogelijk wordt. Naargelang de deelsector uit de tuinbouw zijn specifieke methoden ontwikkeld om de naoogst kwaliteit van het product zo optimaal mogelijk te houden.

Hoe werkt een koelinstallatie?

Een koelinstallatie onttrekt warmte door een koelmiddel in de verdamper van de vloeibare fase naar de gasvormige fase te laten overgaan. Dit proces noemen we de verdamping. De opgenomen warmte wordt door het koelmiddel aan de buitenlucht afgegeven in de condensors bij de overgang van gas naar vloeibare fase. Dit proces noemen we de condensatie.

In de verdamper (A) neemt het koelmiddel warmte op uit de koelcel, waardoor het verdampt en dus geleidelijk aan overgaat van de vloeistof- naar de gasfase. Dit proces vindt plaats bij een lage temperatuur van ongeveer -10 °C om de lucht in de koelcel te kunnen koelen tot -2 °C. De lucht in de koelcel wordt dus afgekoeld door de lucht over de koude verdamper te blazen. Om zeker te zijn dat alle vloeistof verdampt is, wordt er iets langer warmte uit de koelcel opgenomen tot de temperatuur van het koelmiddel gestegen is van -10 °C tot ongeveer -3 °C. Dit laatste wordt de oververhitting van het gas genoemd.

koelcyclus

In de volgende stap wordt het koude gas uit de koelcel geleid naar de compressor (B) die meestal buiten staat opgesteld. Daar wordt het gas samengedrukt, waardoor het opwarmt. Deze compressie vraagt dus energie. Na het samendrukken heeft het gas een temperatuur die hoger is dan de buitentemperatuur. Deze warmte wordt vervolgens in de condensor (C) afgegeven aan de omgeving, waardoor het koelmiddel condenseert. Om zeker te zijn dat alle koelmiddel gecondenseerd is, wordt het nog wat extra afgekoeld. Dat wordt ook de onderkoeling genoemd.

Het vloeibaar geworden koelmiddel bevindt zich nog steeds onder hoge druk. Wanneer het expansieventiel (D) wordt geopend, stroomt de vloeistof automatisch naar de verdamper.

Keuze van het koelmiddel

Er bestaan een groot aantal verschillende koelmiddelen met elk zijn eigen karakteristieken. Hierdoor is niet elk koelmiddel geschikt voor elk koelsysteem. Bovendien heeft elk koelmiddel een impact op het milieu wanneer het ontsnapt uit de koelinstallatie, bijvoorbeeld door een lek. Op dat moment dragen sommige koelmiddel bij aan de opwarming van de aarde en/of aan de afbraak van de ozonlaag. Daarom hebben reeds een aantal koelmiddelen een negatieve beoordeling gekregen. Het meest bekend voorbeeld is R22 dat sinds 2015 verboden is. Ammoniak en COsub(2) als koelmiddel scoren op dat vlak het best. Hun technische eigenschappen maken ammoniak en CO2 echter niet geschikt voor installaties met een beperkte koelcapaciteit, zoals de koelcellen op witloofbedrijven.

 

Snelle tips voor een energiezuinige koeling

  • Schakel een koelcel die leeg is onmiddellijk uit
  • Voor het behoud van de kwaliteit van witloofwortels tijdens de bewaring is het noodzakelijk om voldoende te bevochtigen. Vermijd echter overdreven ijsvorming bovenop de palloxen. Een 'berg' ijs voor de verdampers heeft een enorme invloed op de luchtcirculatie in een koelcel. Door deze opstapeling van ijs zal er duidelijk meer energie nodig zijn om de gewenste temperatuur te bereiken.
  • Hou de condensors proper. Vuil in de ribben van de condensors zorgt voor een minder goede afgifte van warmte, met als gevolg 10-30% hoger energieverbruik.
  • Plan acties die gepaard gaan met extra koelacties best ’s avonds, daardoor vallen de koelacties ’s nachts. Voorbeelden zijn: bevochtiging, extra ventilatie, opstarten koelcel.
  • Verlichting die aangeschakeld wordt bij het openen van een koelcel (bijvoorbeeld een aanwezigheidssensor of een schakelaar op het openen van de poort) en nadien automatisch uitschakelt, blijft niet onnodig branden. Samen met het aanschakelen van de verlichting bij het openen van een koelcel, kan er ook gezorgd worden dat er geen koelacties zijn wanneer de poort geopend is en dat de ventilatoren stoppen met draaien.
  • Laat de condensor steeds verse buitenlucht aanzuigen, zodat hij optimaal zijn warmte kan afgeven. 1°C verlaging van de condensatietemperatuur bespaart zo’n 2% energie. Eventueel kan er een bijkomende condensor in de loods geplaatst worden die enkel in koudere periodes in werking treedt. De warmte die deze condensor afgeeft, kan een gedeelte van de loods opwarmen.

 

Energiebesparende technieken

Een frequentieregeling zorgt ervoor dat de compressoren slechts het vermogen leveren dat de koelinstallatie vraagt. Een capaciteitsregeling is nuttig wanneer in een koelcentrale 4 gelijke verdampers aangesloten zijn op 2 compressoren. Dan is het interessant dat elke compressor ook op halve kracht kan werken. Zo kan in stappen van 0, 25, 50, 75 en 100% van het maximaal vermogen gewerkt worden naargelang er 0, 1, 2, 3 of 4 verdampers koeling vragen.

Een frequentieregeling is interessant bij een groter aantal verbruikers. Dit is het geval bij één centrale, die verschillende trekcellen, putten en/of koelcellen moet bedienen. Dan zijn er meer mogelijke tussenstappen tussen ‘geen verbruik’ en ‘vol vermogen’ en kan de compressor ook al die tussenstappen geven door de frequentieregeling. Opgelet : frequentieregeling op zich vraagt ook een zekere hoeveelheid energie (3%) en is dus pas interessant als dit gecompenseerd kan worden door een lager verbruik van de compressor zelf.

Ook de draaisnelheid van condensatieventilatoren kan geregeld worden met een frequentiesturing. Bij klassieke condensors zal de eerste ventilator steeds als eerste ingeschakeld worden. Daardoor zal deze ventilator steeds meer draaiuren hebben dan de volgende ventilatoren. Een frequentieregeling zorgt ervoor dat alle ventilatoren gelijktijdig draaien. De capaciteit van de condensor wordt aangepast door de aanpassing van de draaisnelheid van de ventilatoren. De regeling voor de aanpassing van de draaisnelheid is eenvoudiger en goedkoper bij gelijkstroommotoren dan de frequentieregeling bij de klassieke wisselstroommotoren. Bij nieuwbouw is het dan ook zinvol om het gebruik van gelijkstroommotoren in de condensors te overwegen.

 

Een elektronisch expansieventiel (EEV) zorgt voor een meer nauwkeurige sturing van het koelcircuit. Een elektronisch expansieventiel regelt de grootte van de doorlaatopening elektronisch, waardoor de verdamper ten volle benut wordt. Hierdoor kan de installatie in een kortere koeltijd hetzelfde koelvermogen afgeven. In tegenstelling tot een thermostatisch expansieventiel (TEV) kan er zo in de winter met een lagere condensatietemperatuur gewerkt worden. In de winter komt dat neer op 20% besparing.

 

Een heetgasontdooiing van de verdampers vraagt minder energieverbruik dan een elektrische ontdooiing. Bij een heetgasontdooiing wordt de warmte die normaal wordt afgevoerd via de condensors, gebruikt voor de ontdooiing van de verdampers.

Zo wordt er 3-5% energie bespaard. Daarnaast zorgt het systeem ook voor een kortere dooitijd: de koelcel warmt immers niet mee op, omdat de verdamper van binnenuit ontdooid wordt. Nadeel van deze techniek is dat er minimaal twee verdampers in werking moeten zijn (de ene ontdooit de andere en omgekeerd). Voor een betere sturing zijn echter drie verdampers aangewezen.

 

Bij een koelinstallatie zijn er verschillende technische aanpassingen mogelijk die tot een lager energieverbruik leiden. Elke aanpassing heeft echter effect op de volledige werking van de koelinstallatie. Deze invloed kan positief zijn, maar kan ook negatief zijn voor andere onderdelen. Het is belangrijk om steeds voldoende professioneel advies in te winnen voor uw specifiek geval alvorens aanpassingen aan te brengen.

Voor heel wat energiebesparende technieken voor koelcellen kun je VLIF-steun krijgen.

 

EPB normen

Een EPB-regelgeving omvat drie normen: een maximaal K-peil, isolatienormen of maximale U-waarden;en minimale  ventilatienormen.

In de landbouw gelden momnteel enkel minimale isolatienormen of maximale U-waarden. Een hoge U-waarde betekent een groot verlies aan warmte. De U-waarde is afhankelijk van de isolatiewaarde en de dikte van het materiaal. U-waarden kunnen opgegeven worden voor één materiaalsoort of voor een combinatie van materialen, b.v. voor een samengestelde wand  (betonelement + isolatiemateriaal). Ter vergelijking: De maximale U-waarde voor industriële gebouwen is 0,24 W/m²K.

Voor productieloodsen van o.a. witloof gelden volgende normen:

  • muren en daken: ≤ 0,40 W/(m².K)
  • vensters: ≤ 1,1 W/(m².K)
  • vensters met profiel: ≤ 1,8 W/(m².K)
  • poorten en deuren: ≤ 2 W/(m².K)

Verblijfruimtes voor dieren en ruimtes voor bewaring en/of productie van plantaardige producten worden vrijgesteld van de ventilatie-eisen. Alle overige ruimtes waar personen werken en/of verblijven dienen te voldoen aan de bestaande ventilatienormen. Aparte koel-, productie- of bewaarcellen binnen de loods vallen niet onder de EPB-regelgeving.

Types bewaring

Inspelend op verschillende factoren die gebonden zijn aan de respiratie van planten en geoogste vruchten (temperatuur, RV, O2-, CO2- en ethyleenconcentratie), bestaan er enkele bewaarsystemen die geïnstalleerd worden in een koelhuis:

  • Mechanische koeling: Ademhaling wordt uitsluitend vertraagd door verlaging van de temperatuur. Om een voldoende homogene temperatuurverdeling (max. 1 °C verschil tussen warmste en koudste kist) te krijgen, moet er voldoende ventilatie zijn. Let wel, hoe kouder de verdamper, hoe droger de koelende lucht, hoe meer uitdroging en dus hoe meer nood aan een bevochtigingssysteem.
  • CA-bewaring: Ademhaling wordt vertraagd door verlaging van de temperatuur en sturing van het koolzuurgehalte. Als richtlijn wordt de som van de gehalten aan O2 en CO2 gebruikt waarvan de waarde ongeveer 21% (5-6% O2 en 15-16% CO2) zou zijn.
  • Gescrubde CA-bewaring: Zuurstofgehalte wordt nog verder verlaagd (tot 3%; m.b.v. een ‘scrubber’, ook wel wasser genoemd). De richtwaarde van som van de gehalten aan O2 en CO2 is hier kleiner dan 21%. Momenteel is er toenemende belangstelling voor dit systeem voor bolgewassen, aardbeiplanten en kleinfruit.
  • ULO-bewaring: Bij dit systeem streeft men naar een O2-gehalte kleiner dan 2% en een CO2-niveau van 2-3%. Dit systeem biedt vele voordelen: naast optimalere bewaarcondities worden ook minder fysiologische aantastingen vastgesteld. Te lage zuurstofgehaltes echter leidt tot anaërobe ademhaling en dus productschade. Het DCS meetsysteem (gepatenteerd door ATO, Wageningen) vindt automatisch het laagst mogelijke zuurstofgehalte in een ULO-cel.

Voor alle bewaarsystemen behalve mechanische koeling is het gebruikelijk het O2-gehalte zo snel mogelijk te verlagen na een inkoelperiode van 5 à 7 dagen om de respiratie zo snel mogelijk te reduceren. Dit is mogelijk d.m.v. injectie van stikstofgas in de koelruimte.

 

Ook bestaan er pre-koelsystemen die als doel hebben een vluggere en meer uniforme koeling te bewerkstelligen zo snel mogelijk na de oogst. Voorbeelden hiervan zijn vacuümkoeling, hydrokoeling, hydro-vacuümkoeling, top/liquid icing en tenslotte geforceerde luchtkoeling (‘pressure cooling’, ‘forced aircooling’).

CA-bewaring

Lees meer

Schrijf je in op de nieuwsbrief van Enerpedia.