< terug naar overzicht

Emissies reduceren bij verwarming met houtige biomassa

In 2010 waren hout en houtafval de belangrijkste bronnen voor hernieuwbare energie in de EU. De voorspelling is dat het gebruik van deze biomassastromen als alternatief voor fossiele brandstoffen in de komende decennia nog verder zal toenemen. De duurzame toepassing van biomassa draagt bij aan een netto lagere CO2 uitstoot in vergelijking met fossiele brandstoffen. Het blijft echter belangrijk om voldoende aandacht te hebben voor luchtemissies bij de uitbating van een biomassa installatie. Daarom hebben Inagro en POM West-Vlaanderen enkele richtlijnen opgesteld die uitbaters van biomassa-installaties kunnen helpen om de emissies te beperken.

In theorie is de vuistregel heel eenvoudig: streef een optimaal rendement na en de emissies zullen minimaal zijn.

Dit resultaat in de praktijk bereiken is minder eenvoudig omdat je als exploitant rekening moet houden met heel wat factoren. Verschillende van deze factoren hebben reeds een invloed op de configuratie van het verwarmingssysteem en op de keuze van de biomassa installatie. Maar ook bij de exploitatie van de installatie moet je rekening houden met een aantal factoren zoals het type brandstof en de afstelling van de biomassaketel. De belangrijkste richtlijnen worden hieronder kort toegelicht.

1. Vermijd werking op deellast!

Het is belangrijk om het benodigde vermogen van de verwarmingsinstallatie zo accuraat mogelijk te bepalen. Overdimensionering zorgt er voor dat de ketel vaak op deellast zal draaien en regelmatig zal aan- en uitschakelen, met verhoogde emissies van CO en fijn stof tot gevolg. 

Om dit te vermijden kunnen biomassa-installaties gecombineerd worden met een buffervat. Ook het opstellen van verschillende ketels in cascade kan in sommige gevallen een oplossing zijn, waarbij beide ketels samen werken of één van de ketels wordt uitgeschakeld in periodes van beperkte warmtevraag. Door dergelijke configuraties van het verwarmingssysteem kan de warmtevraag binnen een breder bereik geleverd worden. 

2. Kies voor een goed uitgeruste installatie!
Omdat de kwaliteit van de houtige biomassa niet zo constant is als bij een 
gestandaardiseerde brandstof zoals stookolie of aardgas, is het belangrijk dat de installatie voorzien is van een elektronische verbrandingscontrole (lambda-sonde). Deze controleert het verbrandingsproces en stuurt de luchttoevoer automatisch bij om een volledige verbranding te bekomen. 
Een getrapte luchttoevoer zorgt er voor dat de brandstofgebonden stikstof wordt omgezet naar N2 gas. Op die manier worden de NOx emissies met 30 - 40% gereduceerd.
Geforceerde ventilatie garandeert een goede menging van brandstof en zuurstof waardoor volledige verbranding wordt gestimuleerd.
Om de aanwezigheid van vliegas in de rookgassen zoveel mogelijk te beperken, wordt de ketel idealiter voorzien van een automatisch reinigingssysteem van de warmtewisselaars.

3. Gebruik een kwalitatieve brandstof!
Het gebruik van goede biomassa is iets duurder, maar de efficiëntie van het verbrandingsproces ligt doorgaans hoger en de emissies liggen lager. Goede biomassa is biomassa die voldoende droog is (optimaal tussen 20 - 30%), de juiste stukgrootte heeft en met een laag asgehalte. Let op met het gebruik van verlijmd hout of hout afkomstig van bemeste biomassateelten, want dit kan aanleiding geven tot verhoogde NOx emissies.

4. Controleer het verbrandingsproces!
Ten slotte is het eveneens van groot belang als exploitant om het verbrandingsproces op te volgen en in staat te zijn om mogelijke problemen tijdig op te sporen en te verhelpen. Zo zijn er een aantal indicatoren waaruit men kan afleiden of de verbranding al dan niet optimaal verloopt. Vaak kan met enkele eenvoudige ingrepen het proces bijgestuurd worden.

brochure.jpgMeer uitgebreide info over hoe je het verbrandingsproces opvolgt en bijstuurt is terug te vinden in de handleiding of op de website Enerpedia

Download handleiding.

< terug naar overzicht