< terug naar overzicht

Nieuw koelmiddel, meer of minder energieverbruik?

Bij de keuze van een nieuw koelmiddel spelen allerlei factoren een rol. De grootte van de koelinstallatie is een cruciale factor, ook het te koelen product. Gaat het om zeer fragiel materiaal dat erg gevoelig is aan uitdroging of speelt dit minder een rol? Je moet ook rekening houden met budget en draaiuren per jaar. Bij een installatie die continu draait, zal het energieverbruik zwaarder doorwegen. Andere factoren, zoals veiligheid voor de omgeving, kunnen de doorslag geven. Bijvoorbeeld wanneer je ruimtes gaat koelen waar veel menselijke activiteit is.

Europa dwingt: R22 gaat eruit

R22 is jarenlang hét koelmiddel voor fruit- en groente geweest.  Na de ozonproblematiek kwam hier verandering in. R22 bleek één van de gassen te zijn die verantwoordelijk is voor het gas in onze ozonlaag.  Hierdoor viel het gas onder de regelgeving die Europa uitwerkte naar aanleiding van het Montrealprotocol (Verordening (EG) Nr. 1005/2009). Dit had grote gevolgen voor de sector. Voor het gebruik van HCFK's (zoals HCFK-22 of R-22), die in Vlaanderen in vele koelinstallaties zit, bevat de verordening als belangrijkste implicatie dat een bestaande koelinstallatie die functioneert op HCFK's, niet met HCFK’s mag worden bijgevuld. Ook niet als het gerecycleerde of geregenereerde HCFK’s zijn. Een lek moet je binnen 14 dagen herstellen, maar je mag niet bijvullen met R22. Deze regelgeving is al in voege sinds 2015.

F-gassen zwaar onder druk

Als alternatief voor R22 gebruiken frigoristen vaak F-gassen. F-gassen of gefluoreerde broeikasgassen hebben dan wel een beperkte negatieve invloed op de ozonlaag maar dikwijls een grote negatieve invloed op de opwarming van de aarde.

Omwille van hun zeer hoge GWP-waarde worden er op mondiaal, Europees en Vlaams niveau maatregelen en initiatieven uitgewerkt die de uitstoot van deze broeikasgassen moeten beperken en vermijden. In Europa staat deze wetgeving bekend als de ‘F-gassenverordening’. Het beleid is gericht op enerzijds het verhogen van de lekdichtheid van de koelinstallaties waarin ze gebruikt worden, en anderzijds op het verbieden of ontmoedigen van het gebruik van dergelijke gassen door milieuvriendelijke alternatieven te stimuleren.

Alternatieven

Voor installaties die nu nog op R22 nog draaien tikt de klok. Wanneer er in deze installaties een lek optreedt, kan de teler in principe niet meer bijvullen. Bij een iets groter lek betekent dit automatisch stilstand van de installatie. Hou hier rekening mee. Beeld je in dat je witloofwortels in deze koelcel bewaard worden. Het lek moet gedicht worden, er moet tenminste een drop-in voorzien worden.  Een drop-in is een alternatief koelmiddel dat wel nog toegelaten is en in jouw installatie past zonder al te veel aanpassingen. Dergelijke middelen zijn schaars, ze zorgen vaak voor een kleiner koelvermogen en een hoger energieverbruik dan R22.  Vaak worden de draaitijden langer, met meer uitdroging als gevolg. Geen ideale situatie dus.

Je kan ook op zeker spelen en je R22-installatie al laten ombouwen vooraleer je een lek hebt, op een moment dat de koelcel niet in gebruik is.  Zo zorg je ervoor dat je een grotere keuze aan koelmiddelen hebt, want je kan tijdens die ombouw ook grotere aanpassingen doen.  Afhankelijk van het type installatie en de ouderdom zal een omschakeling naar een alternatief koelmiddel uitgebreide of slechts beperkte aanpassingen met zich meebrengen. Bij gebruik van alternatieve koelmiddelen verliest de installatie over het algemeen tussen de 5 en 25% aan capaciteit ten opzichte van de originele installatie.

Je kunt ook kiezen voor een nieuwe installatie met een natuurlijk en milieuvriendelijk koelmiddel, zoals CO2 of NH3 of een nieuw koelmiddel dat energie-efficiënter is. Een installatie met bijvoorbeeld ammoniak (NH3, R717) als koelmiddel heeft een energetisch rendement dat minstens 20% hoger ligt dan installaties op synthetisch koelmiddel. Het koelsysteem zorgt ook voor een vermindering van de koeltijd en koeling. Ammoniak vraag een complexere koelinstallatie die duurder in aankoop is. Een dergelijke investering loont voor een installatie die groot genoeg is, bijvoorbeeld vanaf 250 kWatt. CO2 kan je al overwegen op een kleinere installatie. Met CO2  is er nog niet veel ervaring. Rechtstreeks gebruik van CO2 sub- of transkritisch pompsystemen of directe expansie is ingewikkelder om juist af te stellen. Indirect zien we steeds meer propaan/CO2-installaties opkomen. 

Hiernaast zijn er ook nog combinaties mogelijk van primaire en secundaire koudemiddelen. Een veel voorkomende combinatie is primair ammoniak en secundair glycol. Dergelijke installaties komen voor in gekoelde ruimtes waar mensen werken, zoals in sorteerruimten. Omwille van de toxiciteit van ammoniak proberen we dit middel te beperken in de nabijheid van menselijke activiteit.

Koelmiddel en energie

Kort samengevat kan je stellen dat ammoniak nog steeds het koelmiddel is met het gunstigste energieverbruik. Alle koelinstallaties met dubbele circuits (primair en secundair koelmiddel) verbruiken meer energie dan enkelvoudige installaties. Pompsystemen zijn over het algemeen ook minder gunstig dan rechtstreekse expansiesystemen. Maar de voordelen van een pompsysteem zijn dikwijls zodanig groot dat hier toch voor gekozen wordt (minder vochtverliezen).

Bij de omschakeling van R22 naar een alternatief zal de koelcel bijna altijd meer energie verbruiken of koelvermogen verliezen, tenzij je volledig ombouwt.

 

Meer info

Voor advies bij de omschakeling van koelmiddelen, neem contact op met:
Ann Schenk
Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten
info@vcbt.be
www.vcbt.be

 

< terug naar overzicht