Wat is het?
Hout kan gebruikt worden als brandstof onder de vorm van houtblokken, houtpellets, houtsnippers of houtbriketten. Behalve dat stoken op lokaal geproduceerd hout financieel aantrekkelijk is, heeft verwarmen op hout ook andere voordelen. Het is een schone, vaak lokaal aanwezige energiebron. Houtige biomassa van kleine landschapselementen (knotbomen, hakhout …) kan aangevuld worden met hout afkomstig van korteomloophout (= de teelt van houtige biomassa op perceelsniveau). Op die manier draagt het gebruik van houtige biomassa rechtstreeks bij aan het behoud en onderhoud van het landschap en dus ook aan de biodiversiteit.
Gezien de beperkt beschikbare oppervlakte voor de teelt van houtige biomassa, liggen de potenties vooral daar waar de landbouwer een beperkte energiebehoefte zelf kan invullen. In de praktijk gaat het meestal om sierteeltbedrijven, zeugenbedrijven of pluimveebedrijven met een kleine tot middelgrote energievraag en vermogens ≤ 300 kW. Er bestaan ook houtverbrandingsinstallaties met vermogens tot enkele tientallen MW. In de Vlaamse context is het echter minder aangewezen om stookinstallaties met grotere vermogens te bevoorraden met lokaal geproduceerd hout. De afhankelijkheid van ingevoerde biomassa zou bovendien erg groot worden.
Hoe werkt het?
Verwarmen met hout kan met moderne en geautomatiseerde installaties met hoge rendementen. In de meeste gevallen zijn de kleinere vermogens voorzien van een roerwerk in de opslagruimte dat de houtsnippers in een schroef brengt, die ze op zijn beurt tot in de verbrandingskamer van de ketel brengt. De autonomie van de installatie hangt af van het volume van de silo.

1. Opslagsilo houtsnippers
2. Roerwerk voor de aanvoer van de snippers
3. Schroef voor de aanvoer van houtsnippers
4. Brandklep (veiligheidssysteem)
5. Aanvoerschroef naar de verbrandingskamer
6. Verbrandingskamer met warmtewisselaars
7. Vijzel voor automatische as-afvoer
8. Schouw
9. Container voor asopslag
10. Elektronische bedieningsmodule
De kwaliteit van de houtsnippers is vooral in dergelijke kleine stookinstallaties van groot belang. Op dit moment bestaan er geen wettelijk vastgelegde kwaliteitseisen voor houtsnippers.
Wel werd er een Europese norm voor vaste biobrandstoffen opgesteld waarin de kwaliteit van houtige biomassa (EN14961) wordt gedefinieerd. Deze norm moet de eerder opgestelde Oostenrijkse Önorm 7133 vervangen. Dit gebeurt aan de hand van verschillende criteria zoals de oorsprong van het hout, de stukgrootte, het vochtgehalte en het asgehalte. Biomassaleveranciers kunnen via deze norm de kwaliteit van houtsnippers definiëren wat de afnemer in staat stelt de kwaliteit beter in te schatten. In het algemeen mag gesteld worden dat houtsnippers met een stukgrootte P31,5 (≈ Önorm G30), een vochtgehalte < 30% en een asrest < 1,5% een geschikte brandstof zijn voor dergelijke biomassa-installaties.

Houtsnippers kan u aankopen op de markt, zelf oogsten uit kleine landschapselementen of uit korteomloophout.
Het hout kan dan op verschillende manier verhakseld worden:
Aankoopprijs: € 6250 (30% VLIF steun mogelijk voor machines voor beheer KLE's).
Takken tot 22 cm doorsnede.
- Hakselaar gevoed met kraan
Aankooprijs hakselaar: € 100 000
Kraan: € 40 000
Stammen tot 40 cm doorsnede
60-70m³/u
Vers geoogste houtsnippers hebben een vochtgehalt van 50% of meer. U kan dit op de eenvoudigste en goedkoopste manier drogen via natuurlijke convectie.


Dit betekent dat u de houtsnippers opslaat op een hoop op een betonnen vloer, onder dak, in goed geventileerde ruimte. In het centrale deel van de hoop vindt een temperatuurstijging plaats door biologische degradatie ('broei'). Dit veroorzaakt convectie. Lucht circuleert namelijk door de hoop en transporteert waterdamp naar de oppervlakte van de hoop (waar het kouder is) waar het condenseert. Zo komen de snippers in 3 à 5 maanden naar vochtgehalte <30%.
Droge snippers kan u op verschillende manier opslaan in afwachting dat ze worden verbrand in de verbrandingskamer van de ketel. De snippers kunnen zowel ondergronds als bovengronds worden opgeslagen.

ondergrondse opslag

ondergrondse opslag

bovengrondse opslag

bovengrondse opslag

bovengrondse opslag in silo
Meer informatie kunt u in de volgende brochure vinden: http://www.pomwvl.be/sites/default/files/uploads/duurzaam_ondernemen/doc/energie/GroeneWarmte_HANDLEIDING.pdf
Welke premies en subsidies zijn mogelijk?
• VLIF-investeringssteun
Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) maakt het mogelijk om als land- of tuinbouwer vestigings- en/of investeringssteun te genieten. Binnen de investeringen die voor VLIF-steun in aanmerking komen, zijn er ook heel wat op vlak van energie. De voorwaarden voor de aanvrager, het bedrijf en de investering waaraan deze steun verbonden is, zijn terug te vinden onder de hierbij vermelde links naar de website van de Vlaamse Overheid. Zo dient het minimum investeringsbedrag bijvoorbeeld 15000 euro (excl. btw) te bedragen. Nieuwe verwarmingsinstallaties of omschakeling van bestaande verwarmingsinstallaties naar hernieuwbare brandstoffen zoals hout kunnen momenteel rekenen op 30% VLIF- steun.
Ook investeringen die gericht zijn op de productie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vorm van diversificatie (land- en tuinbouwproductie blijft hoofdzaak) komen in aanmerking voor 30% VLIF-steun, zoals o.a. materieel dat op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk is voor de productie van houtachtige energieteelten en eveneens machines en uitrusting die specifiek noodzakelijk zijn voor het beheer van kleine landschapselementen en landschap.
• Eénmalige verhoogde inversteringsaftrek
Het gebruiken van energie uit biomassa komt in aanmerking voor een verhoogde investeringsaftrek (groep 4, categorie 10). Voor de energiebesparende investeringen gedaan in 2015 (aanslagjaar 2016) bedraagt de verhoogde aftrek 13,5%.
• Ecologiepremie
Sinds kort kan er geen ecologiepremie meer gekregen worden voor het produceren van warmte op basis van verbranding van biomassa.
Kosten en opbrengsten
Uit berekeningen blijkt dat de teelt van KOH voor lokaal en eigen gebruik in kleinschalige stookinstallaties (≤ 300 kW) financieel interessant is. Zo kan KOH, door stookoliekosten uit te sparen, qua financiële return zeker concurreren met de in Vlaanderen gangbare akkerbouwteelten. De teelt van KOH voor verkoop van houtsnippers is momenteel nog niet rendabel. In Vlaamse context ligt het grootste potentieel voor dergelijke projecten bij landbouwbedrijven met een middelgrote energievraag ; zoals intensieve veehouderij (pluimvee en varkens) en koude serreteelten. Het bevoorraden van stookinstallaties met vermogens > 300 kW met KOH is minder realistisch omdat hiervoor al gauw grote oppervlaktes nodig zijn.
CASE: Een landbouwer plant 2 ha KOH aan en droogt de houtsnippers zelf (<30%) om ze te gebruiken voor verwarming op zijn bedrijf. Op die manier vervangt hij een jaarlijks verbruik van ± 10.000 l stookolie. 100 liter stookolie komt namelijk overeen met ongeveer 1000 kWh of 1 m³ droog hout (285 kg, vochtgehalte 30%).
Investeringskosten
Kosten aanleg (jaar 1)
|
Prijs (€ excl. btw)
|
Terreinvoorbereidende werken
|
270
|
Aankoop kortstekken (15000/ha)
|
2550
|
Aanplanten met preiplanter
|
900
|
Mechanische onkruidbestrijding (3x in jaar 1)
|
500
|
Subtotaal 1 ha
|
4220
|
Totaal 2 ha
|
8440
|
Eenmalige kosten
|
Prijs (€ excl. btw)
|
Droogruimte houtsnippers (300 m³) (verharde betonvloer + betonnen stapelblokken en overkapping met tunnelserre)
|
11 000
|
Kostprijs stookinstallatie 100 kW (+buffervat 5000 l en incl. 28% VLIF-steun)
|
25 000
|
Totale investering = 44 440 euro.
Jaarlijkse kosten
Teeltkosten
|
Prijs (€ excl. btw)
|
Oogstkosten/ha (elke 3 jaar)
|
1300
|
Gemiddelde jaarlijkse beheerkost/ha
|
433
|
Onderhoud ketel
|
300
|
Onderhoudskosten
|
Prijs (€ excl. btw)
|
Onderhoud ketel
|
300
|
Na 21 jaar
Kosten verwijdering
|
Prijs (€ excl. btw)
|
Verwijderen aanplant met bosfrees
|
2500
|
Op basis van bovenstaande kosten, investeringen en de huidige stookolieprijs (0,5595 €/l excl. BTW) worden hieronder de fictieve inkomsten berekend op basis van de uitgespaarde kost voor stookolie en de installatie van een nieuwe stookolieketel.
Omdat biomassaopbrengsten variabel zijn en sterk afhangen van de lokale bodemomstandigheden, waterhuishouding en eventuele ziekten of plagen werd de rendabiliteit berekend voor opbrengsten (in ton droge stof (DS) per ha) tussen de onder- en bovengrens. Zo bedraagt de minimum netto jaarlijkse opbrengst bij een productie van 10 ton DS/ha/jaar, 2.844 € en tot maximum 3.845 €/ha/jaar bij productie van 20 ton DS/ha/jaar. Ten slotte pleiten ook het arbeidsextensieve karakter en de mogelijkheid, die sinds 2010 bestaat, om toeslagrechten te activeren voor KOH, in het voordeel van de teelt.
Droge houtsnippers (ton/ha/jaar)
|
Droge stof (ton/ha/jaar)
|
Terugverdientijd (jaar)
|
Netto jaarlijkse opbrengst per ha (€)
|
13,0
|
10
|
7
|
2844
|
15,6
|
12
|
7
|
3053
|
18,2
|
14
|
7
|
3261
|
20,8
|
16
|
6
|
3448
|
23,4
|
18
|
6
|
3646
|
26,0
|
20
|
6
|
3845
|
In bovenstaande berekening werd geen rekening gehouden met toeslagrechten en pachtkosten. Alle prijzen zijn gebaseerd op loonwerk.
Regelgeving en vergunningen
Met betrekking tot emissies van luchtpolluenten (NOx, SO2, fijn stof …), valt het verbranden van biomassaproducten onder afdeling 5.43 van VLAREM II ’Stookinstallaties’ in plaats van onder afdeling 5.2.3 ’Verbrandingsinrichting voor afvalstoffen’. Bijgevolg gelden minder strenge vereisten voor zowel de vergunning alsook de emissiegrenswaarden en meetverplichting.
Voor wat betreft de milieuvergunningsaanvraag, wordt volgende opdeling afhankelijk van het vermogen gemaakt:
Vermogen
|
Type vergunning
|
< 300 kW
|
niet ingedeeld, vrij van vergunning
|
0,3 MW - 0,5 MW
|
klasse 3 en melding bij gemeente
|
0,5 MW - 5 MW
|
klasse 2 aanvraag bij gemeente
|
> 5 MW
|
klasse 1 aanvraag bij provincie
|
Het onderscheid tussen biomassaproducten en afval wordt gemaakt door OVAM en staat beschreven in de biomassainventaris. Onderstaande producten worden daarbij steeds als biomassa beschouwd en niet als afval. Die mogen dus gebruikt worden voor energieopwekking zonder het principe van de Ladder van Lansink te volgen: Houtpellets, hout van exploitatie van productiebossen, hout van beheer van bossen (al dan niet met een goedgekeurd beheerplan), opruiming van bomen na storm, hout afkomstig van eigen bomen of houtkanten die gekweekt worden met als doel houtoogst of landschapsbeheer met als doel houtoogst, hout afkomstig van korteomloophoutteelt.
Installaties met een vermogen < 0,3 MW zijn niet ingedeeld in Vlarem. Bijgevolg zijn voor deze installatie geen emissiegrenswaarden opgesteld en zijn er ook geen meetverplichtingen.
Voor recent vergunde (vanaf 2005) of nieuwe (vanaf 1/01/2014) installaties, ingedeeld onder artikel 5.43 ’Stookinstallaties’, gelden onderstaande emissiegrenswaarden:
Type inrichting
|
Totaal nominaal thermisch ingangsvermogen in MW
|
Emissiegrenswaarden in mg /Nm³
|
Stof
|
SO2
|
NOx
|
CO
|
Nieuwe installaties waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 2005 en vóór 1 januari 2014
|
≥ 0,3 – 2
|
225
|
450
|
600
|
375
|
≥ 2 - 5
|
225
|
450
|
600
|
375
|
Nieuwe installaties waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 2014
|
≥ 0,3 - 1
|
200
|
450
|
600
|
375
|
≥ 1 - 5
|
50
|
450
|
450
|
375
|
Voor eerder vergunde exploitaties of installaties met grotere vermogens zijn de emissiegrenswaarden terug te vinden onder artikel 5.43.2.4. van Vlarem II.
De volgende meetfrequentie moet worden nageleefd bij installaties gevoed met biomassa:
Type installaties
|
Vermogen
|
Meetfrequentie
|
Installaties met ≥ 500 bedrijfsuren/jaar
|
0,3 – 1 MW
|
1x/jaar
|
1 – 5 MW
|
1x/6 maand
|
Installaties met < 500 bedrijfsuren/jaar
|
0,3 – 5 MW
|
1x/5 jaar
|
Reken op www.houtverbranding.be zelf uit wat houtverbranding voor u kan betekenen.